donderdag 21 februari 2013

verlangen naar 'huis'


Uit: Lente in mijn hart: verlangen

Lang geleden woonde een kleine jongen tevreden in een huisje op een groene heuvel. Hij was echter niet helemaal wensloos gelukkig, want er was iets dat hij meer wenste dan alles. Iedere avond zat hij op de traptreden voor zijn huisdeur. Ellebogen op de knieën, zijn hoofd door zijn handen gesteund, keek hij maar steeds naar het huis met de gouden ramen, dat hem vanaf de overzijde van het dal tegemoet schitterde. Dat huis boeide hem en hij liet er zijn fantasie op los. Hij stelde zich voor dat het een ongelofelijk mooi paleis moest zijn, waar de ramen als goud fonkelden. Hij droomde over edele mensen, die in zo’n kostbaar huis leefden en hij wenste vurig om bij hen te mogen zijn.

Op een dag hield hij het niet meer uit. In plaats van naar school te gaan, zoals iedere dag, besloot hij op weg te gaan naar het huis met de gouden ramen. Hij liep urenlang om zijn geheimzinnige doel te bereiken:
eerst de heuvel af naar beneden, dan over een holle weg en weilanden. Het was al middag toen hij onder een boom ging zitten en zijn schoolbrood at, en bijna was hij in slaap gevallen. Maar de vogels in de boom hielden hem uit de slaap. Toch moest zijn pauze langer dan vermoed geduurd hebben, want het schemerde al een beetje toen hij eindelijk de heuvel in de verte beklom en bij zijn doel aankwam.

Maar zijn teleurstelling was groot, toen hij in plaats van het gefantaseerde paleis met de gouden ramen alleen een eenvoudige boerderij zag liggen. De ramen waren niet van goud, maar van heel gewoon glas. Een oude man en zijn vrouw woonden er en zij ontvingen de uitgeputte jongen liefdevol in hun eenvoudige huisje. Verdrietig schudden zij hun hoofd toen de kleine zwerver hun over zijn fantasieën en zijn teleurstelling vertelde.


Na een hete soep en een dikke boterham stopten ze hem in een heerlijk geurend bed, want het was al veel te laat om hem naar huis terug te brengen. Al heel vroeg ontwaakte de jongen. Eerst wist hij niet waar hij was, maar al gauw herinnerde hij zich de gebeurtenissen van de vorige dag. Hij stond op, ging naar het raam, schoof het gordijn opzij en ontdekte iets geweldigs.

In de verte, op de heuvel aan de andere kant van het dal stond ook een huis waarvan de ramen in het licht van de opkomende zon schitterden en fonkelden als puur goud; zo mooi had hij het nog nooit gezien. Plotseling wist hij vol ontroering dat hij naar de ramen van zijn eigen huis keek. En hij was volmaakt gelukkig toen hij later die dag naar zijn huis met de ‘gouden’ ramen terugkeerde.

Geen opmerkingen: